DOJO KUN
1. Hitotsu, ware ware wa, shinshin o renmashi kakko fubatsu no shingi o kiwameru koto.
2. Hitotsu, ware ware wa, bu no shinzui o kiwame, ki ni hasshi, kan ni bin naru koto.
3. Hitotsu, ware ware wa, shitsujitsu goken o mot-te, jiko no seishin o kanyo suru koto.
4. Hitotsu, ware ware wa, reisetsu o omonji, chojo o keishi, sobo no furumai o tsutsushimu koto.
5. Hitotsu, ware ware wa, shinbutsu o totobi, kenjo no bitoku o wasurezaru koto.
6. Hitotsu, ware ware wa, chisei to tairyoku to o kojo sase, koto ni nozonde ayamatazaru koto.
7. Hitotsu, ware ware wa, shogai no shugyo o karate no michi ni tsuji, Kyokushin no michi o mat-to suru koto.
DOJO EED
Wij beloven ons mentaal en lichamelijk te trainen voor een standvastige en onwankelbare spirit.
Wij beloven dat wij de diepere bedoelingen van deze kunst tot de onze zullen maken zodat wij ze mettertijd gaan begrijpen.
Wij beloven met energie te zullen streven naar het totaal wegcijferen van onszelf.
Wij zullen altijd die regels van de hoffelijkheid voor ogen houden, respect voor onze leraren en ons onthouden van geweld.
Door door de discipline van Karate zullen wij de rest van ons leven zoeken naar de werkelijke betekenis van DE KYOKUSHIN WEG
DOJO ETIQUETTE
“The Martial Way begins and ends with courtesy.” -Sosai Mas Oyama
1. Students will bow and “Osu” upon entering the school itself and the Dojo training hall. Upon entering the Dojo, students shall bow and say “Osu” towards the front of the room or “Shinzen” area, also an additional bow towards the students already in the room is appropriate.
2. Students should do their best to be on time for class, those who are late for class will bow to the front of the Dojo, say “Osu” then kneel in ‘Seiza’, (formal, knees down, seated position), with eyes closed, head lowered in ‘Mokuso’ and wait to be invited to join the class. Once being instructed to join the class, bow and say “Osu” or “Shitsurei shimasu” (“excuse me for disturbing”) while still in ‘Seiza’. Then join at the back of the class, being careful not to walk in front of others training, especially your seniors.
3. Students shall maintain themselves and their equipment: “Do-Gi’s”, (uniforms), shin pads, gloves etc. in a clean, well kept and odor free manner and encourage others to do so as well. Only clean white Do-Gi’s are to be worn. Official Kyokushin logo chest patches are permitted on the left chest pocket area of the uniform. Rips or tears on the Do-Gi must be mended promptly. Consistently disheveled uniforms and equipment reflect a lackadaisical attitude towards fellow members and the Dojo.
4. Do not remove any part of your Do-Gi during training without being told to do so. Also, if you must adjust your Gi at any time during training, do so quickly and quietly while facing the rear of the room.
5. Appropriate respect will be shown to all senior ranks and elder members. All students shall stand up and say “Osu” when their senior or any Black belt enters the room.
6. Prior to addressing or greeting a senior student or instructor, students shall say “Osu” and bow accordingly and do the same upon departing. This protocol should be maintained outside of the Dojo as well, as we must always appreciate our Senpai. If a member’s rank is unclear, always address as if the member is senior to yourself.
7. When the occasion marks a time to shake hands with one another, use two hands to show trust and humility and say “Osu”. This applies when outside the Dojo as well and especially to senior ranks.
8. Students shall answer their Instructor’s or seniors questions or instructions with a loud “Osu” and proceed with an immediate reaction to his/ her command. A slow or indifferent response is discourteous.
9. During class, students shall maintain focus on the techniques at hand and not allow their minds or eyes to wander. The utmost respect and sincere appreciation shall be given to the Instructor and fellow students at all times. Do not enter upon Kyokushin training without the seriousness it deserves.
10. At times during class, students will be permitted to ”Sit and Relax”, meaning relax from ‘Seiza’ formal position and sit in ‘Anza’ (“Indian” style), relaxed position. During these times, refrain from fidgeting, chatting or otherwise disturbing an ongoing class or lecture.
11. Students shall not leave class unless permission is granted. If an emergency arises and you must leave immediately, do so in a respectful manner and explain your exit to the instructor as soon as possible.
12. To prevent possible injury, students shall not wear jewelry, watches or other sharp adornments during class. Prescription eyeglasses are permitted, however, during Kumite, (Freefighting), their removal, or the use of contact lenses, is strongly recommended, as are the use of Shin Pads, Gloves, Breast and Groin Cups.
13. Traditionally, the training hall is a revered place, therefore students shall not wear hats or caps or use foul language on the school premises. Also, shoes are not permitted on the Dojo training floor. No food, gum or beverages likewise will be permitted. No eating in the Dojo. No smoking is permitted anywhere on the premises.
14. All students shall assist in the daily clean up after class. In general, students should care for their training hall as a cherished and special place.
15. Students should respect the camaraderie shared at the Dojo and not undermine the true way of Kyokushin with unsupportive, discouraging or malicious behavior nor should they bring negative feelings into Freefighting, where an atmosphere for injury could be inadvertently created.
16. All members shall refrain from idle gossip and disparaging remarks about other students, schools or styles of Martial Arts.
17. Students wishing to participate in Kyokushin tournaments and events should consult with the Sensei prior to application.
18. Students wishing to visit other Kyokushin schools shall request permission from their Sensei first. Students wishing to train at an affiliate Kyokushin school must have a valid IKO membership card and obtain a letter of recommendation from the Sensei to bring along with them. Once at the affiliate school, students will show the utmost respect, courtesy and humility to the affiliate members and instructors.
19. All students shall conduct themselves, inside and outside of the Dojo, in such a way as to not reflect poorly on the IKO Kyokushinkaikan. Most assuredly, students shall not use the techniques studied in class to intentionally injure any person, except where their life or the lives of their loved ones are imminently in danger.
20. Students shall strive to be gentle and poised in daily life, maintain reserve, good judgment and ethical behavior in all that they pursue. Never forget the Kyokushin spirit “Keep one’s head low (modest), eyes high (ambitious), reserved in speech (mind one’s language) and kind in heart (treat others with respect and courtesy). Treat others with kindness; filial piety is the starting point, (serve your parents well).”
“The ultimate aim of the art of ‘Kyokushin’ Karate lies not in victory or defeat,
but in the perfection of the character of its participants.”
Masutatsu (Mas) Oyama is geboren als Yong I-Choi op 27 juli 1923, in een dorp niet ver van Gunsan in Zuid-Korea. Op vrij jonge leeftijd werd hij naar Mantsjoerije gestuurd om te wonen op de boerderij van zijn zus. Op negenjarige leeftijd startte hij met het trainen van de Zuid-Chinese vorm van Kempo, genaamd ‘Achttien handen’ van een zekere Mr. Yi, die toentertijd werkte op de boerderij. Toen Oyama terugkeerde naar Korea op twaalfjarige leeftijd, vervolgde hij zijn training in Koreaans Kempo.
In 1938, op vijftienjarige leeftijd, reisde hij naar Japan om te trainen als een vliegenier (piloot), om te zijn wat hij altijd al wilde, Korea’s eerste gevechtspiloot. Overleven op zichzelf op die leeftijd bewees lastiger te zijn dan hij dacht, vooral als Koreaan in Japan, en zijn interesse in de pilotentraining zakte langzaam af.
In Japan vervolgde hij zijn Martial Arts training, door deel te nemen aan Judo en Boksen. Op een dag ontmoette hij een paar studenten die bezig waren met het beoefenen van Okinawaans karate. Hij raakte hier zo door geïnteresseerd, dat hij ging trainen in de dojo van Gichin Funakoshi in de Takoshoku Universiteit. De vooruitgang van zijn training was zo goed dat hij op zeventienjarige leeftijd slaagde voor de 2e Dan. Op twintigjarige leeftijd treden hij in bij het Japanse Keizerlijke Leger, hij was nu een 4e Dan. Op dit punt kreeg hij ook serieuze interesse in Judo, en zijn vooruitgang was net zo excellent. Met de tijd is hij gestopt in het trainen van Judo.
Het verlies van Japan en het gebrek aan arbeid werd Mas Oyama teveel, die bijna wanhopig was. Gelukkig voor hem kwam So Nei Chu in zijn leven. Meester So, een mede-Koreaan (uit Oyama’s eigen provincie) woonde ook in Japan, en was de hoogste autoriteit betreft het Goju Ryu in Japan. Hij was wel bekend om zijn fysieke en spirituele kracht. Het was hij die Oyama heeft aangemoedigd om zijn leven aan de Martial Arts te wijden. Ook was hij degene die Oyama heeft aangeraden om de wereld voor drie jaar achter zich te laten, waarin hij zijn geest en lichaam trainde.
Toen Mas Oyama 23 jaar oud was ging hij met Eiji Yoshikawa, de auteur van het boek ‘Musashi’ of waarschijnlijk ‘Go Rin No Sho’, het boek dat gebaseerd is op het leven van Japans bekendste samoerai ‘Miyamoto Musashi’. Zowel het boek als de auteur hielp Oyama om te leren over de Bushido-code en wat het eigenlijk in hield. In dat zelfde jaar, ging Oyama naar de berg Minobu gelegen in het Chiba prefectuur, dit was de plaats waar Musashi zijn Nito-Ryu stijl van zwaardvechten heeft ontwikkeld. Oyama dacht dat dit de geschikte plaats was om de training te volgen die hij voor zichzelf had gepland. Onder de dingen die hij had meegenomen, had hij een kopie van Yoshikawa’s boek. Een student genaamd Yashiro ging ook met Oyama mee.
De eenzaamheid speelde een grote rol, en na 6 maanden is Yoshiro ‘s nachts stiekem gevlucht. Nu werd het nog moeilijker voor Oyama, die meer dan ooit tevoren naar de beschaving terug wou keren. So Nei Chu schreef hem een brief waarin hij Oyama aanraadde een wenkbrauw af te scheren om van de drang af te komen. Oyama wist zeker dat hij niet wou dat iemand hem op die manier zag. Dit en alles haalde Oyama over de berg training voort te zetten, en hij slaagde erin de sterkste karateka van Japan te worden.
Maar snel daarna vertelde een vriend van Oyama dat hij niet langer de mogelijkheid had om Oyama steunen en te voorzien van voedsel. En zo, na veertien maanden, moest hij zijn eenzaamheid in de bergen beëindigen.
Een paar maanden later, in 1947, won Mas Oyama de karate wedstrijden van het eerste Japans Nationale Martial Arts Kampioenschap na de 2e wereld oorlog. Nog steeds voelde hij de drang voelde om zijn bergtraining van 3 jaar te vervolgen. Toen besloot hij zijn leven compleet te wijden aan karate-do. Oyama begon zijn training opnieuw, deze keer op de berg Kiyozumi, wiens ook gelegen is in het Chiba perfectuur. Deze plek koos hij voor de spirituele omgeving.
Deze keer was zijn training fanatiek, de training duurde 12 uur per dag zonder rust dagen waarin hij onder koude watervallen stond, rivierstenen met zijn blote handen brak, bomen gebruikte als makiwara en over snel over snelgroeiende vlasplanten sprong, honderden keren per dag. Ook bestede hij elke dag een periode aan de studie van oude klassieke martial arts, zen en filosofie.
Na achttien maanden kwam hij volledig zelfverzekerd uit de bergen, en hij was in staat zijn leven in handen te hebben. Nooit zal hij opnieuw zo hevig beïnvloed raken door de maatschappij om hem heen. Ook was het waarschijnlijk veilig te stellen dat zijn omstandigheden nooit meer zo slecht zullen zijn.
In 1950 startte Mas Oyama met het testen (en demonstreren) van zijn kracht door te vechten tegen stieren. Hiervan bestaan meerdere filmopnamen. Ook een muurschildering in de centrale dojo van de kyokushinkan in Tokio herinnert eraan. In totaal had hij tegen 52 stieren gevochten, drie daarvan waren op slag dood en bij 49 daarvan had hij de horens afgehakt door middel van een ‘shuto’. In 1957, op vierendertig-jarige leeftijd, was hij bijna overleden in Mexico aan de gevolgen van een stier die hem in zijn rug aanviel en doorboorde. Wel was hij in staat de stier van zich af te vechten en zijn horens af te breken. Hij heeft zes maanden op bed gelegen waarin hij herstelde van de fatale wond. Vandaag de dag hebben de Dieren Rechten Groepen iets te zeggen over deze voorvallen, buiten het feit dat de dieren bestemd waren om geslacht te worden.
In 1952, reisde hij naar de Verenigde Staten voor een jaar om zijn karate live en voor de televisie te demonstreren. Gedurende de jaren in de VS, heeft hij alle uitdagers geaccepteerd, het waren er in totaal 270 verschillende mensen. De overgrote meerderheid zijn verslagen met slechts een stoot. Een gevecht duurde nooit langer dan drie minuten,en duurde zelden meer dan een paar seconden. Zijn gevechtsprincipe was simpel, als hij door je heen ging, dan was het over. Als hij je raakte, was je gebroken. Als je zijn stoot blokkeerde, was je arm gebroken of verplaatst. Of als je niet afweerde, dan was je rib gebroken. Hij kwam bekend te staan onder de naam ‘the Godhand’, een levende manifestatie van de Japanse krijger’ stelregel ‘Ichi geki,’, ‘Hissatsu’ of ‘Één slag meteen dood’. Wat hem betreft, was dit het middelpunt van techniek in karate. Het buitensporige voetenwerk en de ingewikkelde technieken waren naar zijn mening secundair, ondanks dat hij ook bekend was door de kracht van zijn ‘head-kicks’.
In 1953 opende Mas Oyama zijn eerste ‘Dojo’, het was een grasveld in Mejiro in Tokio. In 1956 werd de eerste echte Dojo geopend in een voormalige ballet studio achter de Rikkyo Universiteit, vijfhonderd meter verwijderd van de huidige Honbu Dojo. In 1957 waren er 700 leden, ondanks het hoge opgeef-percentage, in verband met de intensiviteit en ruwheid van de training.
Beoefenaars van andere stijlen kwamen ook om te trainen, voor de ‘jis-sen kumite’ (‘full contact’ vechten). Een van de meest oorspronkelijke instructeurs genaamd ‘Kenji Kato’ zei dat ze observeren van andere stijlen, en elke techniek onthouden die goed is in een echt gevecht. Dit was hoe Mas Oyama’s karate verbeterd werd. Hij nam technieken van andere Martial Arts, en beperkte zich niet alleen tot het karate.
Het huidige wereld hoofdkwartier werd officieel in Juni 1964 geopend, met de naam ‘Kyokushinkai’, met de betekenis ‘het uiterste, de waarheid en samenwerken’. In hetzelfde jaar werd het IKO (International Karate Organization) gevestigd. Vanaf dat moment, verspreiden kyokushinkai zich over meer dan honderdtwintig landen, met meer dan 10 miljoen geregistreerde leden, wat het één van de grootste Martial Arts-organisaties ter wereld maakt.
Sosai Masutatsu Oyama is overleden op 26 april 1994 ter gevolgen van longkanker, Oyama is zeventig jaar oud geworden.
Vandaag de dag is de IKO, geleid door Shokei Matsui, de grootste karate-organisatie ter wereld met meer dan twaalf miljoen leden in 135 landen.
KANJI
De kanji (Japanse karakters) kalligrafie, universeel gedragen op de voorzijde van de GI, betekent gewoon “Kyokushinkai”, dat is de naam gegeven door Sosai Mas Oyama naar de karate stijl die hij creëerde. Het is samengesteld uit drie karakters:
Kyoku = het uiterste. |
KANKU
Het symbool van Kyokushin Karate is de Kanku, welke is afgeleid van Kanku Kata, de Sky Gazing form. In deze kata worden de handen omhoog en de vingers bijeen om een opening waardoor de lucht wordt bekeken vorm. De bovenste en onderste punten van de Kanku vormen de eerste vingers van elke hand aan te raken aan de bovenkant en de duimen raken aan de onderkant, symboliseert de pieken of de uiteindelijke punten. De dikke delen aan de zijkanten geven de polsen, symboliseert macht. Het centrum cirkel vertegenwoordigt de opening tussen de handen waardoor de lucht wordt bekeken, symboliseert oneindige diepte. De hele Kanku wordt omsloten door een cirkel, symbool van continuïteit en cirkelvormige actie. |
Kyokushin kata
The word kata means “shape” or “form”. The kanji for kata the Japanese character above at the right) is composed of the following characters:
Literally translated, kata means “shape which cuts the ground”.
A kata is a sequence of blocks, kicks and punches from one or more stances, involving movement forward, backward and to the sides. The number of movements and their sequence are very specific. The balance between offensive and defensive techniques, the stances used and the direction and flow of movement all serve to give each kata its distinctive character.
Through the practice of kata, the traditional techniques used for fighting are learned. Balance, coordination, breathing and concentration are also developed. Done properly, kata are an excellent physical exercise and a very effective form of total mind and body conditioning. Kata embodies the idea of ren ma, or “always polishing” – with diligent practice, the moves of the kata become further refined and perfected.
The attention to detail that is necessary to perfect a kata cultivates self discipline.
Through concentration, dedication and practice, a higher level of learning may be achieved, where the kata is so ingrained in the subconscious mind that no conscious attention is needed. This is what the Zen masters call mushin, or “no mind.” The conscious, rational thought practice is not used at all – what was once memorized is now spontaneous.
The practice of traditional kata is also a way for the karateka to pay respect to the origins and history of Kyokushin Karate and the martial arts in general.
Origins
Kyokushin kata are often categorized as “Northern Kata” or “Southern Kata,” based upon their origin and development.
The Northern Kata are similar to those found in Shotokan Karate, since they were developed from Mas Oyama’s training under Gichin Funakoshi. Master Funakoshi in turn derived these kata from northern Chinese kempo and Shorin Ryu, the Okinawan karate style based on Chinese Shaolin (i.e. “Shorin”) kempo. These kata utilize long, powerful stances and strong blocks and strikes. The Northern Kata include:
Taikyoku Sono Ichi, Ni and San
Pinan Sono Ichi, Ni, San, Yon and Go
Yansu
Tsuki no Kata
Kanku
Sushiho
The Southern Kata were developed from Mas Oyama’s study of the Okinawan karate style of Goju Ryu under So Nei Chu, which in turn were derived from southern Chinese kempo. The movements in these kata are more circular and flamboyant than those in the Northern Kata. The Southern Kata include:
Sanchin no Kata
Gekisai Dai and Sho
Tensho
Saiha
Seienchin
Gayru
Seipai
BEKIJK ALLE KATA:
TEKKI SONO ICHI
TEKKI SONO NI
TEKKI SONO SAN
BASSAI DAI
Meanings
Taikyoku is literally translated as “grand ultimate”, and in Chinese, the kanji characters are pronounced Tai Chi. The word Taikyoku can also mean overview or the whole point – seeing the whole rather than focusing on the individual parts, and keeping an open mind or beginner’s mind. The beginner’s mind is what is strived for during training and in life. The beginner’s mind does not hold prejudice and does not cling to a narrow view. The beginner’s mind is open to endless possibilities.
Pinan is the Okinawan pronunciation of the kanji characters for peace and relaxation (pronounced Heian in Japanese). Though the physical moves of kata involve techniques used for fighting, the purpose of kata is to develop a calm, peaceful mind and harmony between the mind and body.
Sanchin literally means “three battles” or “three conflicts”. It is the principal kata in certain Okinawan karate styles, such as Goju Ryu and Uechi Ryu, and it is likely one of the oldest kata. Certain legends attribute the creation of Sanchin to Bodhidharma in the early sixth century. Sanchin kata seeks to develop three elements at the same time:
The mind, body and the techniques,
The internal organs, circulation and the nervous system, and
The three ki, located in:
the top of the head (tento),
the diaphragm (hara), and
the lower abdomen (tan den).
Sanchin is an isometric kata where each move is performed in a state of complete tension, accompanied by powerful, deep breathing (ibuki) that originates in the lower abdomen (tan den). The practice of Sanchin not only leads to the strengthening of the body, but to the development of the inner power (ki) and the coordination of mind and body.
Gekisai means conquer and occupy. The name is derived from the characters Geki, meaning attack or conquer, and Sai, meaning fortress or stronghold (literally translated as “closed”, “shut” or “covered”). The word Gekisai can also mean demolish, destroy or pulverize. The katas teach strength through fluidity of motion, mobility and the utilization of various techniques. Flexibility of attack and response will always be superior to rigid and inflexible strength.
Yantsu is derived from the characters Yan, meaning safe, and Su, meaning three. The name is attributed to that of a Chinese military attaché to Okinawa in the 19th Century. The word yansu also means to keep pure, striving to maintain the purity of principles and ideals rather than compromising for expediency.
Tsuki no by its very name is a punching kata (there is only one kick and just a few blocks in the entire kata). The word Tsuki can also mean fortune and luck. Good fortune and luck does not come by waiting. For every punch in this kata, envision that a personal barrier is being broken down. Strong, persistent effort directed at problems will bring good fortune.
Tensho means rolling or fluid hand, literally translated as “rotating palms”. Tensho is the soft and circular (yin) counterpart to the hard and linear (yang) Sanchin kata. Not only was Tensho one of Mas Oyama’s favorite kata, he considered it to be the most indispensable of the advanced kata:
Tensho is a basic illustration of the definition of Karate, derived from Chinese kempo, as a technique of circles based on points.
Tensho should be a prime object of practice because, as a psychological and theoretical support behind karate training and as a central element in basic karate formal exercises, it has permeated the techniques, the blocks and the thrusts, and is intimately connected with the very life of karate.
A man who has practiced Tensho kata a number of thousands of times and has a firm grasp of its theory can not only take any attack, but can also turn the advantage in any attack, and will always be able to defend himself perfectly.
Saiha means extreme destruction, smashing or tearing. The word Saiha can also mean great wave, the source of the IFK logo. No matter how large a problem is encountered, with patience, determination and perseverance (Osu) one can rise above and overcome it, or smash through and get beyond it.
Kanku means sky gazing. Literally translated, Kan means “view”, and Ku means “universe”, “air”, “emptiness” or “void” (the same character as Kara in karate). The first move of the kata is the formation of an opening with the hands above the head, through which one gazes at the universe and rising sun. The significance is that no matter what problems are faced, each day is new and the universe is waiting. Nothing is so terrible that it affects the basic reality of existence.
Seienchin means conqueror and subdue over a distance, or attack the rebellious outpost. In feudal Japan, Samurai warriors would often go on expeditions lasting many months, and they needed to maintain their strength and spirit over a long period of time. This kata is long and slow, with many techniques performed from kiba dachi (horseback stance). The legs usually become very tired in this kata, and a strong spirit is needed to persevere, instead of giving up. The word Seienchin can also mean to pull in battle.
Sushiho means 54 steps. Sushiho is derived from the words Useshi, the Okinawan pronunciation of the kanji characters for 54 (pronounced Go Ju Shi in Japanese), and Ho, meaning walk or step. Other karate styles call this advanced kata Gojushiho.
Garyu means reclining dragon. In Japanese philosophy, a great man who remains in obscurity is called a Garyu. A dragon is all-powerful, but a reclining dragon chooses not to display his power until it is needed. Likewise, a true karateka does not brag about or show off his abilities. He never forgets the true virtue of humility.
Seipai is the Okinawan pronunciation of the kanji characters for 18 (pronounced Ju Hachi in Japanese). In other karate styles, this kata is sometimes called Seipaite, or eighteen hands. The number 18 is derived from the Buddhist concept of 6 x 3, where six represents color, voice, taste, smell, touch and justice and three represents good, bad and peace.
Hyakanin Kumite – 100 man kumite
Having set the example, Mas Oyama started to institute the 100-man kumite as a requirement for attaining 4th or 5th dan. He soon found however, that not everyone had the spirit to do it, though the physical skill could “easily” be taught. The indomitable will, courage, and determination — the ” Spirit of Osu” in it’s extreme — just wasn’t to be found in everyone. Thus it became a voluntary exercise for those few who had the right stuff.
At first, the fights could be completed over two days if so desired by the person doing it, but after 1967, Mas Oyama decided that they should all be fought on the same day. In addition to the basic requirement of 100 fights, other requirements are that the competitor must clearly win at least 50% of the fights, and if knocked down, should not stay down for longer than 5 seconds.
part from Oyama’s spectacular 3 days in a row, a number of other people have tried and completed the 100 man kumite — but not many. The list below gives the names of these incredible men, and it is notable that most of them are still very active in karate, having achieved a high rank. Some are even heads of their own styles which, of course, are heavily derivative of Kyokushin.